POLITIEKE VERANTWOORDELIJKHEID



In een representatieve democratie worden de belangen van de maatschappij behartigd door vertegenwoordigers van de burgers en hun gemeenschappen. De politieke partijen die hiertoe opgericht worden, zijn gehouden aan het primaire doel van alle politiek: het handhaven van orde, vrede en wettelijkheid in de samenleving. Als het goed is, is goed recht.

Fatsoen vs. onfatsoen

We zien in Nederland anno 2007, zeven zgn. fatsoenlijke politieke partijen, die met marginale programverschillen hun bestaansrecht proberen te claimen, en twee zgn. onfatsoenlijke partijen. Deze twee ontvangen dit predicaat omdat ze zich weinig gelegen laten liggen aan een algemeen Nederlands welzijn.

Beide partijen claimen hun aandeel van het bevolkingssegment dat geen affi niteit met het fatsoenlijke segment voelt en dat de verschillen met het
fatsoenlijke segment als bewijs van ongelijkheid ervaart.

Het bezit van kapitaal en de toegang tot krediet heeft het al mogelijk gemaakt, dat het concept van de verzorgingsstaat als remmend voor de verdere ontwikkeling van de economie veroordeeld kon worden. Een deel van de samenleving beschouwt de vrije marktwerking als enig zaligmakend. Echter, ondanks de relatieve welvaart van Nederland, heeft de feitelijke evolutie van de burgerlijk kapitalistische maatschappij de machtsongelijkheid vergroot en uiteindelijk de mogelijkheid tot vrijheid van de meesten verhinderd.

Nederland in beeld
Om een beeld te kunnen vormen van de Nederlandse samenleving, is het financieel economisch criterium weinig zinvol geworden. Het gaat de samenleving van politiek gelijken in economische ongelijkheid goed. We lijden geen armoe en willen genieten van onze welvaart. Het sociale en het psychologische criterium bieden betere mogelijkheden.

  • Ik schat, dat 20% van de totale bevolking fascistisch genoemd mag worden. Samen met 20% socialisten, vormen zij het zgn. onfatsoenlijke segment. Dit segment heeft nadrukkelijk nationalistische gevoelens.
    • Het fascistische subsegment uit zijn gevoel in de xenofobische houding tot medeburgers zonder ‘Blut und Boden’ binding met Nederland.
    • Het socialistische subsegment heeft het streven naar ‘staatsbeheer’ (voorlopig) verruild voor het ‘beheer van de staat’ en duldt geen inspraak van een roter verband, i.c. de Europese Unie en NATO.
  • Ongeveer 10% van de bevolking is pathologisch hysterisch, of indolent en dus volkomen onbetrouwbaar voor politieke partijen. Deze 10% is geen echte groep maar als vet door vlees verdeeld.
  • De andere 50% is voor één vijfde deel progressief liberaal, voor drie vijfde religieus en tenslotte voor één vijfde conservatief liberaal.

    • Deze drie subsegmenten zou ik als één segment onder de noemer van het sociaal kapitalisme willen scharen. Het is onwaarschijnlijk, dat in dit segment het kapitalisme afgewezen wordt, en de component ‘sociaal’ duidt op het verschil met het Amerikaanse liberaal (minimal
      government) kapitalisme.
  • Dat mogelijkerwijs fundamentalistische fracties van het religieuze subsegment, zo volledig eigenzinnig zijn, dat ze zich nergens anders dan door hun eigen geloof aangesproken voelen, verlangt berusting.

Ontwikkeling Nederlandse sameleving:
In honderdzestig jaar ontwikkelde de Nederlandse staat zich van een koning met twee standen naar drie en vier standen, om ten slotte uit te komen
in een standenloze democratische constitutionele monarchie.

Eén koning en één heterogeen volk.
De samenstelling van de bevolking is gevarieerd. Alle burgers zijn weliswaar gelijk, maar als volk zeker niet homogeen. De samenleving is daar veel te gesegmenteerd voor.

Er bestaat dan ook geen zgn. ‘wil van het volk’. Wel een ‘taak voor de politiek’ om één of meer concepten voor de ontwikkeling van de samenleving te ontwerpen. Nieuwe concepten voor een democratische samenleving, die in honderdzestig jaar tot een andere samenstelling met andere behoeftenstructuur is geëvolueerd.

Het moet beter kunnen.
Begrippen als liberalisme, kapitalisme en democratie moeten we herbezien en de bereidheid hebben ze opnieuw te formuleren.

Het principe:
De samenleving erkent als onvervreemdbaar het ultieme doel van het liberalisme: formele rechtsgelijkheid, vrijheid van arbeid en handel en verzekering van verworven eigendom. Ons gezamenlijk belang is het bevredigen van onze behoeften en daartoe inkomen verkrijgen: hoe meer
inkomen, hoe meer consumptie.

De problematiek:
Zijn kapitalisme en democratie echt incompatibel? Economische activiteiten hebben immers een sociaal doel: de productie en verdeling van de middelen, die de mensen nodig vinden om hun behoeften te bevredigen.

De doelstelling:
Een samenleving met maximale consumptie. Dit vereist een voortzetting van de ontwikkeling van huizenhuur naar huizenbezit in de volgende
dimensie van arbeidverstrekkers naar kapitaalverstrekkers.
Ongelijke competentie van mensen, is een gegeven: een level playing field kan
gemaakt worden.


Nederland heeft geen gebrek aan beheerders en bestuurders. Het gaat er nu om de intelligentsia te inspireren tot creativiteit waar de ondernemers
mee verder kunnen.